zondag, februari 15, 2009

Hieronder vind u een artikel van een verwante van de tak Loones uit Adinkerke.

OP BEZOEK BIJ …
GILBERT LOONES


Toen Dominique en ik terug naar huis keerden van ons bezoek bij Gilbert Loones waren we overladen met boeken en documentatie over het vissersleven. We hadden Gilbert zelfs moeten intomen of we hadden een halve bibliotheek mee.

Gilbert (geboren te De Panne, 09 februari 1930) woont in De Panne, op een gezellige flat boven een kapperszaak, wat je hem niet kunt aanzien.

Hij dialyseert in de maandagvoormiddagshift te Veurne. 'Ik was nog nooit ziek geweest, wist niet wat het was om ziek te zijn', vertelt Gilbert. 'Ik werd door mijn buurvrouw in september 2005 gevonden in de hal van het appartement. Ik weet nog steeds niet wat er was gebeurd. Met de ambulance werd ik naar het ziekenhuis te Veurne gebracht, vertelt men me. Ik ben zelf pas weken later echt weer wakker geworden, toen ik na een kleine maand in het ziekenhuis te Veurne al naar het H.-Hartziekenhuis te Roeselare was overgebracht. In Veurne had men mijn bloed al kunstmatig gezuiverd, en in Roeselare lag ik ook aan de dialyse. De artsen hadden me weinig hoopgevends te vertellen. Als ik er al zou door komen zou ik nooit meer kunnen wandelen. Ik heb hen toen regelmatig gevraagd naar een 'spuitje' om het kort te maken'.

Het klopt inderdaad dat Gilbert zich in een heel delicate positie bevond de eerste weken te Roeselare. Niemand had eigenlijk veel hoop dat het goed met hem zou aflopen. Maar de wonderen zijn de wereld niet uit. Gilbert klaarde wonderwel op, werd liters en liters geultrafiltreerd, kon op een bepaald moment naar de revalidatie in de Westlaan en werd na een maand of 5 en 50 liters water lichter ontslagen. Al snel bleek dat hij bovendien stabiel genoeg was om de overstap naar de dialyse te Veurne te maken. 'Dit was voor mij een belangrijk bijkomend comfort', bevestigd Gilbert. 'Ik ontzag het niet om naar de dialyse in Roeselare te komen, maar het was toch een grote tijdswinst. Al wil ik wel relativeren: op mijn leeftijd en in mijn toestand is tijd relatief. Ik begrijp soms niet goed dat mensen aan dialyse zich opjagen om zo snel mogelijk aangesloten te worden. Als dat nu al eens een kwartier later is, wat dan nog ? We hebben toch tijd ?'

De aangename rust, het geduld en het optimisme dat Gilbert uitstraalt tekenen hem. Ook de manier waarop hij de belangrijke verandering in zijn leven heeft aanvaard en verwerkt. 'Ik ben nooit ziek geweest, en dat is nu anders. Ik zie er niet tegen op om naar dialyse te gaan, om medicamenten te moeten nemen. Weinig drinken doet me ook niet zoveel, al blijft dit toch wel het moeilijkste.'

Het valt op dat Gilbert gelouterd door het leven gaat. Hij is tevreden met wat is. Verlangt geen grote dingen meer. Niet dat zijn leven achter de rug is: hij geniet van kleine dingen. Dat hij toch nog kan wandelen, met het looprekje zelfs nog tot aan het strand (+ 1 km.).
Dat hij zelfstandig nog voor zichzelf kan zorgen, voor zijn eten en het onderhoud van het appartement kan instaan. Dat hij nog een enkele keer naar het café kan. En van de dochter en kleinkinderen die in de Vogezen woont of zijn zoon uit Zedelgem.

Misschien is zijn geduldige, aanvaardende kant ontstaan op de vele jaren die Gilbert op zee doorbracht, want dit is de echte reden van ons bezoek. We hebben op dialyse talloze beroepen bijeen, maar vissers zitten er toch weinig tussen.

Gilbert aan het werk aan de visnetten


'Ik was nochtans niet echt in de wieg gelegd voor het vissersbestaan. Ik kom uit een aannemersfamilie, maar geen van de kinderen heeft dit verder gezet. Door toedoen van een nonkel ben ik -na 2 jaar vissersschool- op mijn 15e voor het eerst aangemonsterd op een schip te Oostende, zoals nog wel een aantal van mijn leeftijdgenootjes. Ik heb 44 jaar later definitief het varen achter me gelaten'.

een boomkor tijdens het vissen

Vissers hebben niet echt een vast contract. Dat mag een aantal lezers onder U bekend zijn, maar voor Dominique en ikzelf was de visserij vrij nieuw. 'Als visser monster je aan op een schip. Je weet dan zelf nog niet voor hoe lang dat zal zijn', verduidelijkt Gilbert. 'Je vaart mee met dit schip zolang je goesting hebt, zolang het schip vaart, tot er onderhoud nodig is. Dan monster je af, en afhankelijk van een aantal factoren, monster je binnen een paar dagen of weken weer aan op een ander schip'.

Uit het Zeemansboekje van Gilbert leren we dat hij zo'n 80 keer aan- en afgemonsterd is op verschillende schepen. Soms op dezelfde schepen achter elkaar, soms heel andere. Steeds vanuit Oostende. Soms bleef hij slechts 2 weken bij hetzelfde schip, soms bijna een jaar.
Het Zeemansboekje (monsterboekje) bevat een schat van informatie over de gehele carrière van Gilbert. Op welk schip hij aanmonsterde, hoelang hij bleef, hoelang hij 'vakantie' nam tussen verschillende schepen, de tonnenmaat en PK's van de schepen, data van aan- en afmonsteren, zijn taak op het schip. Helemaal vooraan staat zelfs een persoonsbeschrijving van Gilbert: 1m79, grijze ogen, blond haar, 'gezonde' kleur en een littekentje aan de rechtervoet.

Op de visserijschepen waar hij meevoer bestond de bemanning -ondanks de evolutie van de techniek- steevast uit een schipper of kapitein (soms de eigenaar van het schip), een machinist, die ook verantwoordelijk was voor het eten en het koken, een stuurman, een matroos en 2 'jongens'. Gilbert doorliep die laatste taken: hij startte als jongen en werd in '47 voor het eerst matroos en vanaf '57 duikt steeds meer stuurman op in het monsterboek. Niet alleen de taken varieerden, ook de inkomsten waren verschillend naargelang de rang. Een jongen kreeg vaak niet meer dan 1,5% van de opbrengst, terwijl een matroos of stuurman tot 6% kregen. Als jongen had je vaak niet meer dan genoeg om je eigen eten op de boot te betalen. Zeker als er tegenslagen waren of de vis goedkoop moest worden verkocht aan de vismijnen.

Het drinkgeld bestond uit de gedeelde buit van onverkoopbare wulloxen, krabjes, kreeften of ondermaatse tong.

Er werd met de visserijboten vooral gevist op schelvis, kabeljauw, tong. Bij het afvaren bepaalde de schipper waar de boot naar toe voer, waar hij voldoende vis verwachtte, of op basis van wat andere schippers vertelden. De tochten gingen nooit verder dan het Kanaal en de Noordzee, tot Ierland, Denemarken en een zeldzame keer tot Noorwegen. Om de opbrengst van het schip te optimaliseren werd vaak niet naar de Oostendse vismijn teruggekeerd, maar onderweg aangelegd in een andere haven in Ierland of Denemarken. Er werd verkocht waar de prijs goed was, of in een dichtbije haven. Zo kon opnieuw gevist worden en een tweede of derde lading in Oostende verkocht worden.

In het begin werd met sleepnetten met planken gevist, later met bokken.

Het was dan ook werken geblazen op de schepen. Veel tijd om te slapen was er niet. Op de vraag of 6 mannen dag in dag uit, 24 uur op 24 uur, met elkaar kunnen blijven overeenkomen is het antwoord simpel: 'Er was geen tijd om ruzie te maken. Er was het vissen zelf, dan het 'gutten' van de gevangen vis (opensnijden, ingewanden uithalen, zuiveren en wassen) en het herstellen van netten. Het was vaak 15 uur per dag werken,' herinnert Gilbert zich. 'Zelfs voor eten was er soms niet veel tijd. Bovendien moesten we 's morgens en 's avonds zelf voor onze kost instaan. We hadden brood mee voor 14 dagen ver, waardoor we op het laatst ook wel wat schimmel aten. Enkel op de middag kookte de machinist. Een typisch gerecht was lapkoes. Slapen deden we in een kooi. Tenzij we veel aan het vangen waren, want dan was het 24 uur werken. Iemand die op zijn werk slaapt weet het wel: je hebt nooit gedaan met werken. Het beste weer om weinig te moeten werken was heel slecht weer, maar dan verdiende je ook niet'.

Het leven op de boten zelf was ook simpel. 'We hadden in het begin 40 tot 60.000 liter mazout aan boord en 30 ton ijs en 600 liter drinkwater. Voor 6 man en voor de ganse reis, die, voor we in een haven kwamen, wel 2 tot 3 weken kon duren. Dat betekende zich wassen en scheren met smeltwater van het ijs, want het drinkwater was om te drinken, om koffie te maken en om te koken. Drank was er ook niet in overvloed. Het was trouwens ook niet aangeraden veel te drinken. We hadden elk ons bakje bier aan boord, en dat was het. Toiletten zijn er ook maar later gekomen. Het is vaak in een seultje geweest en dan overboord. De naam 'puizeschieters' komt van zijn gevoeg doen in de puize (emmer)'. Ook aan wal was er nog werk. Na het aanleggen werd er nog een dag gelost, een dag of soms wel meer, netten hersteld, …
Vooral de komst van de frigo's aan boord van de schepen betekende een grote vooruitgang. Dit omdat de vis sneller en langer kon gekoeld worden. Op ijs bewaren bracht ook veel meer werk met zich mee en was gecompliceerder. De eerste schepen konden zo'n 6 ton vis bergen, op het laatst was dat al makkelijk 50 tot 60 ton haring.

Het is duidelijk dat Gilbert zijn beroep graag heeft uitgeoefend. Dat hij er van genoten heeft. Het is ook duidelijk dat niet alles verteld wordt. Op de vraag of er ook vrouwen op de boten waren, volgt een zeer suggestief of heimelijk gemonkel.

Des te opmerkelijker is dat Gilbert het vissersleven nu heel makkelijk achter zich laat. Hij heeft geen contact meer met collega's of met het visserswezen. Deels natuurlijk omdat hij aanmonsterde op Oostendse boten, maar toch, ..

Op het einde van ons gesprek vroeg Gilbert plots: 'En waar gaan jullie nu dit jaar met de VNR eigenlijk op reis'? We bevestigden dat het Salou was en vroegen of ie misschien geïnteresseerd was. 'Tja, eigenlijk wel, maar dat zal niet gaan, want hoe moet ik bij het vertrekken of terugkomen in Roeselare en De Panne geraken'? vroeg Gilbert. Toen we verzekerden dat dit nu wel het minste probleem was, en dat perfect oplosbaar is, vroeg hij wat hij dan moest doen om in te schrijven.
Op ons antwoord haalde hij prompt de 300 euro voorschot boven, waarmee hij stante pede werd ingeschreven en waardoor Dominique en ikzelf met een nog beter gevoel naar huis erugkeerden.

We dank Gilbert voor de koffie en koeken en wensen hem nog verder het allerbeste toe.

Stefaan Maddens & Dominique Coene

bron : 't krantje vriendenkring nierpatiënten Roeselare april-mei-juni 2007

Geen opmerkingen: